Wat is dat?
Ben je een beginnend Erasmusser en zijn bepaalde termen uit het Erasmusjargon niet altijd even duidelijk voor jou? Of heb je af en toe een opfrissing van die complexe codes nodig? Hier vind je de verklaring van de meest voorkomende erasmustermen.
Charter
Een charter is een kwaliteitsster die een ervaren organisatie ontvangt en waarmee het op een vereenvoudigde manier gegarandeerd aan mobiliteiten/mobiliteitsprojecten kan doen.
Consortium
Een consortium bestaat uit verschillende organisaties die de krachten bundelen en onder één gemeenschappelijke aanvraag samen een projectdossier indienen. De organisatie die het geheel trekt (de consortium coördinator), neemt een leidende/coördinerende functie en verwerkt het merendeel van de administratie.
Domeinen
Voor Erasmus+ onderwijs bestaan er 4 domeinen waarbinnen een project kan worden ingediend: schoolonderwijs, beroepsonderwijs -en opleiding (of VET), volwasseneneducatie en hoger onderwijs. Voor individuele leermobiliteiten (KA1-projecten) kan enkel het type organisatie dat onderwijs aanbiedt binnen dat domein een project indienen.
Voor strategische partnerschappen (KA2-projecten) kan elk type organisatie een project indienen, zolang het impact heeft op het gekozen domein.
Aanvragen vertrekken steeds vanuit een organisatie, nooit vanuit individuen.
Beroepsonderwijs en -opleiding // Vocational Education and Training (VET)
- Onder beroepsonderwijs en -opleiding verstaan we:
alle organisaties van het initiële beroepsonderwijs en –opleiding, ook deeltijdse systemen., Met andere woorden: alle scholen voor secundair onderwijs TSO en BSO, centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (inclusief HBO5), duaal leren, tweedekansonderwijs (indien beroepsgericht) en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap, en geregistreerd op www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod.
- Alle organisaties die beroepsgerichte vorming geven aan volwassenen
Hoger onderwijs // Higher Education
Onder Hoger Onderwijs verstaan we elke Vlaamse hoger onderwijsinstelling (universiteiten en hogescholen). Alle Vlaamse universiteiten en hogescholen die aan Erasmus+ deelnemen zijn houder van het “Europees Charter voor Hoger Onderwijs”. Dit charter garandeert dat de instelling voldoet aan alle kwaliteitsprincipes die het Erasmus+ programma vooropstelt. Studenten kunnen in het buitenland gaan studeren en stage lopen. Personeel van instellingen voor hoger onderwijs kunnen naar een ander land in het kader van hun professionalisering en/of onderwijsopdracht. Dit kan zowel binnen Europa (de programmalanden) als buiten Europa (de partnerlanden ).
Schoolonderwijs // School Education
Onder schoolonderwijs verstaan we:
- Alle scholen voor basis- of secundair onderwijs (inclusief BuSo en BuBao), centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap, en geregistreerd op www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod
- De Europese Scholen gevestigd op het grondgebied van het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Volwasseneneducatie // Adult Education
Onder volwasseneneducatie verstaan we alle niet beroepsgerichte vorming/onderwijs aan volwassenen (+18 j) die geen les meer volgen in het initiële secundair of hoger onderwijs. Het kan gaan om onderwijs dat leidt tot een officieel diploma of certificaat (CVO, TKO, CBE, DKO…), maar ook om non-formele vorming zonder officiële certificaten of diploma’s (zoals aangeboden in bibliotheken, musea, cultuurcentra, socio-culturele organisaties enz).
Job shadowing
Een job shadowing is een observatieperiode in een buitenlandse organisatie, waarbij je een tijdje meedraait in deze organisatie om ervan bij te leren.
Kernactie 1 (KA1)
Een KA1-project is een individuele mobiliteit. In een KA1-project doen personeelsleden (dit kan in alle domeinen) of lerenden (dit kan enkel in beroepsonderwijs- en opleiding en hoger onderwijs) een mobiliteit naar een programmaland (in bepaalde gevallen kan dit ook naar partnerlanden. Het gaat over een individuele leermobiliteit, er wordt dus voornamelijk vanuit een Vlaamse organisatie uitgestuurd.
Wat houdt dit nu concreet in?
Met een KA1-project zoek je een antwoord op de (leer)noden van je eigen organisatie. Lerenden/personeel doen een buitenlandse studieperiode of stage en/of medewerkers volgen een cursus, nemen deel aan een conferentie (dit kan niet voor beroepsonderwijs en -opleiding), doen een job shadowing of lesopdracht in een andere school of organisatie.
De Erasmusbeurs
De organisatie ontvangt een beurs die bijdraagt in
- de kosten voor de organisatie van de nascholings/mobiliteitsactiviteiten van de medewerkers of de studie -of stageperiode van de lerenden;
- de reis- en verblijfskosten. Subsidies voor verplaatsingskosten hangen af van de afstand;
- de eventuele cursuskosten (niet voor VET).
Elke bijdrage is een ‘forfait’, een vaste bijdrage en dus onafhankelijk van het werkelijk uitgegeven bedrag.
Wat betekent dit per domein?
- Voor scholen: de school doet een nascholingsproject op basis van de leernoden van de school of een consortium van scholen. Cursussen, opleidingen, onderwijsopdrachten of job shadowing. Voor wie? Personeel van de school en bijdragers tot de strategische ontwikkeling van de school. Duur? Nascholingsproject: 1 tot 2 jaar. Nascholingsactiviteit: 2 tot 60 dagen.
- Voor beroepsonderwijs-en opleiding: de school doet een onderwijs- en opleidingsproject voor personeel van de initiële beroepsopleiding en -onderwijs (VET) en externen uit ondernemingen of andere organisaties, stageproject voor lerenden en pas afgestudeerden. Voor wie? Personeel en lerenden (inclusief recent afgestudeerden) in VET. Duur? Mobiliteitsproject: 1 tot 2 jaar. Nascholingsactiviteit: 2 tot 60 dagen. Stageactiviteit: 2 weken tot 1 jaar. Een extra subsidielijn voor VET is de taalvoorbereiding voor stages van langer dan een maand en een voorbereidend planningsbezoek voor stages van langer dan 2 maanden.
- Voor hoger onderwijsinstellingen: de instelling organiseert studenten -en personeelsmobiliteit: een studieperiode (studenten), een stage (studenten en pas afgestudeerden) of onderwijsperiode (onderwijzend personeel) en opleidingsperiode (onderwijzend en niet-onderwijzend personeel) in het buitenland. Voor wie? Studenten, pas afgestudeerden, onderwijzend en niet-onderwijzend personeel. Duur? Nascholingsproject: 16 maanden of 2 jaar met programmalanden, 2-3 jaar met partnerlanden. Nascholingsactiviteit: 2 tot 12 maanden voor stages, 3 tot 12 maanden voor studieperioden, 2 (of 5) tot 60 dagen voor personeelsmobiliteit.
- Voor organisaties in het volwassenonderwijs: de organisatie doet een nascholingsproject op basis van de leernoden van de organisatie of een consortium van organisaties in de volwasseneneducatie. Voor wie? Personeel van de organisatie en bijdragers tot de strategische ontwikkeling van de organisatie. Duur? Nascholingsproject: 1 tot 2 jaar. Nascholingsactiviteit: 2 tot 60 dagen.
Kernactie 2 (KA2)
Een KA2-project is een strategisch partnerschap. In een KA2-project werken drie tot tien scholen of organisaties uit verschillende programmalanden samen rond een onderwijsthema. In bepaalde gevallen kan dit ook met partnerlanden Dat thema vertrekt vanuit een bewuste beleidskeuze, met de bedoeling de kwaliteit van onderwijs te versterken. De activiteiten kunnen zowel bedoeld zijn voor lerenden als voor medewerkers en externen betrokken bij de organisatie.
Wat houdt dit concreet in? We noemen dit officieel ‘strategische partnerschappen voor samenwerking of innovatie’ omdat het effect moet hebben dat blijft bestaan na het project en moet bijdragen tot de ontwikkeling van de deelnemende organisaties. De projecten moeten relevant zijn: een must-have en geen nice-to-have! De Europese Commissie stelt voor KA2 een aantal prioriteiten op waarbinnen je project moet passen om goedgekeurd te kunnen worden. Elke school of organisatie die met een KA2-project een bijdrage levert tot een van de vier domeinen, kan een KA2-aanvaag indienen.
De Erasmusbeurs
Met dit soort projecten krijgt enkel de organiserende organisatie (coördinator) een beurs, die bestaat uit verschillende modules. De verantwoordelijkheid voor de verdeling van de beurs over de deelnemende (partner)organisaties ligt dan ook bij de coördinator. De coördinator ontvangt een beurs die bijdraagt in
- projectmanagement
- transnationale projectmeetings
- transnationale leeractiviteiten (forfaits voor reis- en verblijfskosten bij uitwisselingen van groepen leerlingen en begeleidende leerkrachten [3 tot 60 dagen]; leermobiliteit voor leerlingen [>60 dagen], joint staff training event [3 tot 60 dagen]; langdurige onderwijs- of opleidingsopdracht [>60 dagen)
Indien er gekozen wordt om een substantieel eindproduct te maken (KA2 type innovatie), dan krijgt de coördinator extra budget voor
- ‘intellectuele prestaties’ of de creatie van een substantieel eindproduct en de werkdagen die hierin gestoken worden; en
- disseminatie evenementen om het eindproduct bekend te maken en te doen gebruiken (€100 of €200 per deelnemer).
Extra budgetten kunnen aangevraagd worden voor
- uitzonderlijke kosten (75% van de reële kosten) en
- bijzondere noden (100% van de reële kosten).
Elke bijdrage is een ‘forfait’, een vaste bijdrage en dus onafhankelijk van het werkelijk uitgegeven bedrag.
Wie kan een KA2-project aanvragen? Scholen uit het basis- en secundair onderwijs, organisaties uit het initiële beroepsonderwijs en – opleiding (ook deeltijdse systemen), organisaties uit het volwassenonderwijs, hoger onderwijsinstellingen en andere type organisaties die bijdragen tot het “domein” waar het project zich afspeelt.
Kernactie 229 (KA229)
Een KA229-project is een schooluitwisselingsproject. In een KA229-project werken twee tot zes scholen uit verschillende programmalanden samen. Enkel scholen uit het basis- en secundair onderwijs kunnen een KA229 projectaanvraag indienen.
Wat houdt dit concreet in?
Net als bij KA2 vertrekt het project vanuit een beleidskeuze en de bedoeling om de kwaliteit van het onderwijs te versterken. De activiteiten kunnen bedoeld zijn voor leerlingen en schoolpersoneel. Leerlingen kunnen elkaar over de grenzen heen ontmoeten tijdens een klasuitwisseling. Personeel kan elkaar ontmoeten voor specifieke onderwijsactiviteiten. Deze projecten worden officieel “strategische partnerschappen waaraan alleen scholen deelnemen” genoemd. “Strategisch” omdat het project effect moet hebben dat blijft doorwerken na het project en bijdraagt tot de ontwikkeling van de school. Het is een soort ‘light’ versie van KA2-projecten waaraan ook andere organisaties dan enkel scholen kunnen deelnemen. Dit omdat het een laagdrempelig type samenwerkingsproject is voor enkel scholen, met vereenvoudigde budgetverdeling en administratie. Zo zijn er bijvoorbeeld geen aparte budgetlijnen voor activiteiten in het kader van de planning en evaluatie van het project, enkel voor de echte ‘activiteiten’ die de leerkrachten, leerlingen of directie uitvoeren. Ook krijgt elke school bij dit soort projecten een eigen beurs, zodat de organiserende (coördinerende) school niet alleen de financiële planlast en administratie op zich moet nemen. Wel krijgt de organiserende school (coördinator) net als bij andere KA2-projecten een iets hogere beurs voor projectmanagement.
Voor wie? Scholen uit het basis – en secundair onderwijs.
Met wie? Een school uit één van de programmalanden.
Duur? Uitwisselingsactiviteit van groepen leerlingen en/of personeel: 3 tot 60 dagen. Langdurige studiemobiliteit van leerlingen en langdurige onderwijs- of opleidingsopdrachten voor personeel: 2 tot 12 maanden. Duur project: 1 tot 2 jaar (of 3 jaar als er langdurige leerlingenmobiliteit is).
Mobiliteit
Een mobiliteit is de internationale activiteit die je doet in het kader van een internationaal project (dit kan een stage, cursus, workshop, projectmeeting, klasuitwisseling … zijn.)
Organiserende organisatie of coördinator
Een projectaanvraag wordt ingestuurd door de organiserende coördinator (uit het organiserend land). Deze vindt partners in andere landen, om er individuen naar uit te sturen (mobiliteit) of ermee samen te werken (partnerschap).
Partnerorganisatie
Een projectaanvraag wordt ingestuurd door de organiserende coördinator (uit het organiserend land). Deze vindt partners in andere landen, om er individuen naar uit te sturen (mobiliteit) of ermee samen te werken (partnerschap).
Partnerland
Er zijn 34 vaste Erasmus+ landen: de zogenaamde programmalanden. Dit zijn de 27 lidstaten van de Europese Unie + Verenigd Koninkrijk onder voorwaarden + 6 niet-EU landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Turkije, Servië en Republiek Noord-Macedonië). Deze 34 landen vormen de basis voor mobiliteitsprojecten. In een KA229-project kan alleen met programmalanden samengewerkt worden. Onder specifieke voorwaarden kunnen er samenwerkingen of uitwisselingen gedaan worden met andere landen: de zogenaamde partnerlanden.
Programmaland
Er zijn 34 vaste Erasmus+ landen: de zogenaamde programmalanden. Dit zijn de 27 lidstaten van de Europese Unie + Verenigd Koninkrijk onder voorwaarden + 6 niet-EU landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Turkije, Servië en Republiek Noord-Macedonië). Deze 34 landen vormen de basis voor mobiliteitsprojecten. In een KA229-project kan alleen met programmalanden samengewerkt worden.
Onder specifieke voorwaarden kunnen er samenwerkingen of uitwisselingen gedaan worden met andere landen: de zogenaamde partnerlanden.